sábado, agosto 13, 2011

Interview Martin Buitenhuis (Van Dik Hout)

(eerder verschenen in Nieuwe Revu 2011)

Van Dik Hout-zanger Martin Buitenhuis
‘Ik heb een hekel aan huilen’

Door Guuz Hoogaerts
Fotografie: Corné van der Stelt

Het nieuwe Van Dik Hout-album heet Leef!, en is geschreven na de dood van de vader van zanger Martin Buitenhuis (42) en de vrouw van bassist Ben Kribben. ‘Een zanger van een band die solo gaat, dat is altijd zo treurig.’

Op 27 juni ging in jullie clubhuis natuurlijk de driekleur in top.
‘Vanwege die motie van de PVV die werd aangenomen? Ik sta heel ambivalent tegen het voorstel om tenminste 35 procent Nederlandstalige muziek te draaien op Radio2. Het zou bands als Van Dik Hout, De Dijk of Acda en De Munnik wel ten goede komen. Het is dringen op de radiozenders. Pluggers hebben wekelijks een koffer vol nieuwe platen. Het is niet vanzelfsprekend dat onze liedjes gedraaid worden. Wij zingen toevallig in het Nederlands, er lopen in Nederland heel veel goede bands rond die dat niet doen. Waar moeten die dan heen? En pikt het publiek het wel, Radio2 waar zoveel Nederlandstalige muziek wordt gedraaid? Ik geloof nog steeds in de ouderwetse methode: de radio-dj overtuigen met je plaat, en die overtuigt vervolgens de luisteraar.’

Weg uit Nederland heet de single van het nieuwe album. In de eerste regels zing je: ‘Ik ben klaar met die uit de hand gelopen klucht’. Slaat dat op de Nederlandse politiek?
‘Ik vind het stuitend hoe sommige politici zich achteloos uitlaten over een bevolkingsgroep. We leven in een hysterisch land. Populisme viert hoogtij. Dat heeft te maken met hoe de media werkt: wie degene die de meest extreme uitspraken doet in zijn programma krijgt, haalt de hoogste kijkcijfers. Ik moet er soms ook wel om lachen. Heb je die speech van Maxime Verhagen gelezen, over angst voor moskeeën en buitenlands voedsel? Wat een amateurisme. Wat doet die pr-afdeling van het CDA eigenlijk? Had die hem niet kunnen weerhouden?’

De titel suggereert anders, maar Weg uit Nederland is wel degelijk een ode. Aan het landschap en de Hollandse luchten, vooral.
‘Dat is de Nederlander, he. Grote bek, ‘mij zien ze niet meer terug!’ En dan toch op de knieën weer naar huis. Ik ben net zo, hoor. Twee weken vakantie, langer hoeft van mij niet. Het valt trouwens niet mee om een ode te schrijven zonder misplaatst chauvinisme. Voor je het weet kom je in Unox-sferen. De titel is bewust gekozen. Als ik het nummer tijdens concerten aankondig, hoor je een gemurmel uit de zaal komen: hoezo, weg uit Nederland?! Het lijkt me vreselijk wat Bruce Springsteen is overkomen met zijn Born in the USA. Dat is een aanklacht tegen de manier waarop Vietnam-veteranen werden behandeld. Maar nota bene Ronald Reagan maakte er een nationale strijdkreet van. Wat een nachtmerrie moet dat voor Springsteen zijn geweest.’

Zou je een nummer over je overleden vader kunnen schrijven?
‘Nog niet. Later misschien. Hij is bijna twee jaar geleden overleden. Van het ene op het andere moment was hij er niet meer. 79 jaar was hij. Het is nog steeds een onwerkelijk gevoel. De dood van een dierbare is een gigantisch onderwerp. Het zou best kunnen dat ik later de woorden vind voor een nummer over hem. Zijn dood heeft me nu in ieder geval geïnspireerd om het beste uit mezelf te halen.’

Leef! is geschreven na de dood van je vader, en de plotse dood van Sanne, de vriedin van bassist Ben Kribben die een herseninfarct kreeg. Je zou, zoals Bløf dat bijvoorbeeld deed na de dood van drummer Chris Götte, nooit een plaat met de dood als thema maken?
‘Popmuziek, vind ik, moet toch iets luchtigs houden, de luisteraar moet zich niet ongemakkelijk gaan voelen. Ik waak ervoor om heel snel mijn allerdiepste zieleroerselen op tafel te gooien. Dat heeft tijd nodig. De dood van Sanne was verschrikkelijk. Zij en Ben hadden twee kleine kinderen. Sanne was ook de beste vriendin van mijn vriendin. Dat heeft enorm ingegrepen in ons sociaal leven, van alle bandleden. Het gebeurde allemaal vlak voor ons concert in Carré in Amsterdam, ter ere van ons vijftien jarig bestaan. Het repeteren voor die show was heel moeilijk. Je gedachten zijn heel ergens anders. Toch was het een geweldige avond. Maar op het feestje na afloop dacht ik: er moet iets gebeuren. Ik moet het bij een volgende plaat heel anders aan aan pakken.’

Hoe anders?
‘Ik ben gaan wachten. Totdat de inspiratie voor nieuwe nummers kwam. De liedjes die we al hadden geschreven, heb ik weggegooid. Er lag een planning voor een nieuw album, met bijbehorende tournee. Zo deden we het al jaren. Dat zijn geen leuke telefoontjes die je dan moet plegen, naar de platenmaatschappij bijvoorbeeld. Maar nadat ze daar binnensmonds hadden gevloekt, kreeg ik al het vertrouwen. Ik wilde een ode aan het leven schrijven. Aan vriendschap. Aan muziek. Maar in plaats van alle aantekeningen uit de afgelopen maanden verzamelen, ben ik gaan wachten.’

Gewoon, zitten op de bank, armen over elkaar?
‘Nee, niet zo letterlijk. Gewoon doorgegaan met leven, met mijn kinderen gespeeld. Af en toe de gitaar gepakt, en weer weggezet. Het duurde lang voordat de inspiratie kwam, ik begon ‘m wel te knijpen. Als je de boel zo op zijn kop zet, moet je wel met iets goeds komen natuurlijk.’

Was die routine, plaat maken, tournee, plaat maken, je gaan tegenstaan?
‘Het ging wel heel makkelijk allemaal. Daar moest bewust een streep doorheen. Dave, onze gitarist, heeft voor het eerst muziek geschreven. Toen ik zijn demo hoorde, is het begonnen. Ik had gelijk de tekst voor het nummer We gaan door. En binnen drie weken had ik de rest. Ik was bang om te gaan slapen, misschien zou het de volgende ochtend weg zijn. Met koffie en wijn heb ik doorgewerkt. Ik ben zelfs bijna weer gaan roken, haha.’

En nu dan toch weer het rondje langs de festivals en straks voor de zeventiende keer naar Paradiso.
‘En daar heb ik oprecht zin in. Ik ben een hele slechte acteur. Ik wil geen zanger zijn van een band die mensen aan het werk houdt. Als ik een intens gevoel heb bij nieuwe nummers, bij een nieuw album, bij een concert, dan voel ik me op mijn plek. Van al die keren dat we in Paradiso stonden, kan ik me geen avond helemaal meer voor de geest halen. Het is geen routine om daar te spelen, dat zal het ook nooit worden.’

Voor de achthonderdste keer Stil in mij spelen, dat verveelt ook niet?
‘Nee. We hebben dat nummer vaak genoeg herschreven. Ander intro, andere brug, ander tempo. In de oefenruimte voelden we allemaal al dat het niet werkte. Dan deden we die nieuwe versie één keer live en daarna had niemand het er meer over (lacht). Iedere keer als het intro wordt gespeeld, veer ik weer op. Het heeft iets oneindigs fris.’

Het was het eerste nummer dat jullie schreven. Daarna is er nooit meer een Van Dik Hout-liedje geweest dat eenzelfde status heeft gekregen. Frustreert dat?
‘Het is onze Radar Love. Onze Satisfaction. Waarmee ik Van Dik Hout niet gelijk wil stellen aan de Earring of de Stones, trouwens. Ik ben er nog altijd waanzinnig trots op. Nee, het frustreert helemaal niet dat we niet nog zo’n nummer hebben. Misschien hebben we dat wel, maar moet dat nog groeien.’

Jij voelt niet de behoefte om buiten Van Dik Hout een plaat te maken?
‘Ach nee. De zanger die solo gaat, dat heeft altijd iets treurigs. Moet ik dan één of andere inhuurband bellen? Dat wil je toch niet.’

Je hebt Stil in Mij ook gezongen op de begrafenis van je vader. Krijgt zo’n nummer daar voor jou dan niet een veel te emotionele lading van?
‘Nee. Het was het favoriete nummer van mijn vader. Als we in Paradiso speelden, stond hij in zijn bretels op het balkon keihard mee te zingen. Dat was een attractie op zich (lacht).’

Aanvankelijk stond hij niet te juichen dat je je studie rechten afbrak om zanger in een bandje te worden.
‘Hij is geboren in een tijd met veel minder kansen dan nu. Hij heeft zijn eigen bedrijf opgezet. Hij was enorm trots dat ik en mijn twee broers konden gaan studeren. ‘Maar kun je het dan niet combineren, die band en die studie’, zij hij dan. Nee, dat gaat niet. Ik wil al sinds mijn veertiende muziek maken. Mijn ouders hebben me altijd gesteund in mijn keuze. Helemaal nadat ik ze had meegenomen naar Pinkpop, waar we in 1995 voor het eerst speelden. Mijn ouders waren nog nooit op een popfestival geweest. De band was erop gebrand om een goede indruk te maken, dat lukte ook. Vanaf dat moment waren mijn ouders om.’

Je vriendin Mirte vertelde dat ze je in de twaalf jaar dat jullie elkaar nu kennen, een handvol keren heeft zien huilen. Ben je een binnenvetter?
‘Nee hoor. Ik heb alleen een hekel aan huilen. Mannen huilen niet. Vind je dat vreemd? Het valt me op dat de laatste tijd mensen haast emotioneel incontinent lijken. Wildvreemden stortten tegenover elkaar hun hart uit op televisie. Ik vind dat niet beleefd, om een wildvreemde op te zadelen met jouw gevoelens. Ik lach liever.’

Mirte moet uit de tekstboekjes van de Van Dik Hout-platen maar opmaken hoe je ergens over denkt?
‘Dat is gechargeerd. Natuurlijk praat ik wel met haar en met echt goede vrienden over wat me bezig houdt. Maar ik heb het geluk dat ik mijn emoties kwijt kan in mijn teksten, en op het podium.’

Mirte vertelde ook dat zij ‘s morgens jullie twee dochters naar school brengt. Ze zei: ‘Martin is een echte artiest’
(Lacht) ‘Ik kan niet vroeg opstaan. Ik heb het geprobeerd, echt waar. Toen de kinderen kleiner waren, stond ik om half zeven klaar met een flesje. Maar na een jaar zat ik met zo’n kop en enorme wallen op de bank en vroeg ik: kunnen we dat toch niet anders regelen? Van Dik Hout speelt ‘s avonds, we komen laat thuis. Ik slaap graag uit (lacht).’

Voel je je daar schuldig over?
‘Nee. Veel schrijvers en artiesten trekken zich terug als ze bezig zijn met iets. Mirte heeft wel het nodige te verduren gehad in de afgelopen jaren. Als ik bezig ben om een plaat te schrijven, ben ik soms niet te genieten. Ik heb deze keer een ruimte gehuurd in het centrum om te kunnen werken. ‘s Avonds sliep ik dan wel thuis. En als we niet bezig zijn in de studio, doe ik heel veel met de kinderen omdat ik overdag thuis ben. Ik voel me niet schuldig, nee.’

Er zijn een aantal jonge artiesten opgestaan die in het Nederlands zingen, zoals Eefje de Visser, Roosbeef en Lucky Fonz III. Volg je de concurrentie?
‘Nou, concurrentie. Het is popmuziek he, geen sport. Lucky Fonz III vind ik heel goed, ook in het Engels trouwens. Er zijn meer leuke Nederlandse bandje, zoals King Jack. Ken je dat? Vette seventies-rock met een Hammond-orgel.’

Zou jij een coach kunnen zijn voor een band als King Jack?
‘Nee. Toen ik 22 was, nam ik van niemand iets aan. Als een collega-muzikant me om mijn mening vraagt, geef ik die. Ik zou eerder advies moeten krijgen van jongere bands, over social media bijvoorbeeld. Ik twitter sinds kort. Daar heb ik me lang tegen verzet, ik vond het onzin om te twitteren dat ik boodschappen aan het doen was. Maar ik zie nu in dat je makkelijk in contact kunt komen met mensen die je muziek leuk vinden.’

Je zong een duet met deelnemer Ed van X-Factor. Waarom?
‘Die tv-talentenjachten zijn een mogelijkheid voor artiesten als wij om een jong publiek te bereiken. De klas van mijn oudste dochter, die 8 jaar is, kijkt naar X-Factor. Dat ik dat duet zong, dat was wat hoor. Mijn dochters zijn mee geweest naar festivals waar tienduizend man onze liedjes meeschreeuwde. Ze deden alsof dat volkomen normaal was. Maar X-Factor, dat was anders. Er is misschien het een en ander aan te merken op die tv-talentenjachten, maar je moet daar ook niet te krampachtig over doen. Anders kom je nergens meer. Verder kwam onze cd die dag uit, dus ja. Die wilde ik wel laten zien natuurlijk.’

Zijn je dochters wel trots op wat je doet?
‘Ik denk het wel. Ze zingen mee met Van Dik Hout liedjes in de auto. Hun favoriete cd van het moment is die van Mamma Mia!, de Abba-musical. Die kunnen Britt en Lisa de hele dag meezingen, en er op dansen. Ik voorzie dat er een dag komt dat ik net als mijn vader ga zeggen: ‘Muziek? Maak eerst maar je studie af’.’

Revu ontmoet Martin Buitenhuis
Waar? Café NAP, op IJburg in Amsterdam.
Hoelang? Van 10.30 tot 13.30 uur
Genuttigd? Koffie, nog meer koffie, broodjes, verse jus. Koffie.
Bijzonderheden? Als de barman niet even tevoren had gewaarschuwd, had de verslaggever het hele interview met open gulp gehouden. ‘Ja, ik kan ook niks zeggen’.